In de ochtend varen we in het smalle gedeelte van Straat Malakka, van One Fathom Bank naar het zuiden, vanavond aankomst. De tweede stuurman klaagde 's ochtend vroeg over de vissers bij het begin van het verkeersscheidingsstelsel. Het scheidingsstelsel is een soort snelweg op zee, zonder de voordelen ervan. Je hebt bijvoorbeeld geen voorrang op kruisend verkeer, en langzaam verkeer, jachten en vissers kun je er ook nog steeds tegenkomen. De enige beperking die me zo te binnen schiet is dat visserlui niet tegen de vaarrichting in mogen vissen. Verder moet kruisend verkeer onder een zo haaks mogelijke hoek de vaarbaan oversteken.
Schepen worden geacht er gebruik van te maken, hoewel het niet verplicht is. In dit geval is het alleen maar verstandig. De drukte valt mee, maar het vaarwater is vrij smal en de ondieptes staan wel mooi in de kaart, maar de bebakening kan ietwat beter, om het maar vriendelijk te zeggen. Dat is tegenwoordig ook de mode. Ze gaan er onmiddellijk van uit dat iedereen GPS heeft, wat in de meeste gevallen klopt. Je krijgt dan wel een kaart onder je neus waar heel vriendelijk in vermeld staat dat deze "niet gebaseerd is op op WGS84 (zie dag 85, 28 augustus) en dat de correctie niet vastgesteld kan worden maar significant is voor de navigatie". Dat geheel in het Engels natuurlijk. Verder staat er vermeld onder "sources" (bronnen) dat de kaart is samengesteld uit de laatste Indonesische kaarten, die op hun beurt gebaseerd zijn op opnemingen van 1923 tot 1988. "With later additions and corrections", dat wel.
Ik heb dus liever een boeitje dat aangeeft waar die ondiepte ligt.
's Middags laat aankomst. Ietsje na 1700 de loods aan boord. Net toen we wilden oversteken naar het loodsstation voer er een dikke tanker naast ons. Dus moesten we grof de ho houder erop gooien en er achterlangs schieten. Kort voorover gaan is onverstandig. Een volle VLCC (Very Large Crude Carrier) gaat niet aan de kanten. Zelfs als ze zou willen, ze zou het niet kunnen: te groot, te zwaar en te log.
Loods aan boord, even verwarring over onze ankerpositie. Ze hadden even niet meegekregen dat onze diepgang 9 meter was, dus moesten een ander plekje krijgen. Toen we dat plekje aan het zoeken waren voer er al een sampan (plaatselijke lichter) met ons mee met de smeerolie erin. Het anker lag er nog niet in of er lag ook al een bootje met voorraden langszij.
Kraan optuigen, en in no time lag de zooi aan dek. De machinist liep nog even te schelden omdat ze de olie in vaatjes leverden en niet in bulk, zoals we gevraagd hadden. Dat is weer drie of vier dagen smeerolie pompen voor het machinekamerpersoneel. Binnen het uur hadden we ook de bunkerboot langszij voor de bunkers. Kort daarna het belangrijkste, de aflossers. Efficiënt werken, niets van te zeggen.
Er was een apart bootje geregeld om de kapitein en mij op te halen. Die kwam om negen uur 's avonds. Hadden we verdorie nog twee hele uren voor de overdracht. Ach, in twee uur kun je een hoop vertellen, en de nieuwe mensen kenden de schepen. Dat praat gelijk een stuk makkelijker.
Om negen uur kwam inderdaad het bootje. We moesten nog wel even de kist met de kapotte stroppen vanuit Owendo (zie dag 124, 6 oktober) meenemen. De bootsman het er een keurig kistje voor getimmerd. Het was nog te tillen ook, zelfs.
Via de loodsladder naar het bootje, alle pakkage met een touwtje naar beneden, en gaan. De oude landingsplaats van Singapore, Clifford Pier, was verdwenen. Nu gingen we naar de Western Marina. Maakt niet uit. Op de Marina een karretje gejat (die stonden daar klaar voor gebruik) en via de immigratie naar de taxistandplaats. Daar zouden we worden opgepikt door een autootje van de agent. Die kwam inderdaad een paar minuten later, en wist niets van de kist met stroppen. Het mobieltje bracht uitkomst, dus dat was ook weer geregeld. Racen naar het vliegveld. Gelukkig is in Singapore alles kort bij, dus we waren ruim op tijd voor de vlucht.