Vanochtend samen met de kapitein de ventilatiekleppen opengezet om het gifgas kwijt te raken. De lading moest tot zaterdag onder het gas blijven om alle ongewenste beestjes om zeep te helpen. Vandaag, zondag, komt er toch bijna niemand aan dek, en morgen gaan we er maar van uit dat de boel voldoende doorgelucht is.
Gelijk een nieuwe klus voor de derde stuurman gevonden. Een aantal van de uithouders zaten nogal vast, die mogen gangbaar gemaakt worden. De derde stuurman is bij deze rederij de smeerkees. Hij zorgt voor het doorsmeren van de lieren, luiken, deuren en andere bewegende onderdelen aan dek. Dat klusje is hem dus op het lijf geschreven.
Hij krijgt wel twee leerlingen mee. Die zijn aankomend derde stuurman en kunnen op die manier gelijk wat ervaring opdoen in het veld. We hebben nogal wat klepjes, het is dan ook een behoorlijke klus die je beter met een paar man kunt doen, anders ben je een eeuwigheid bezig.
Een andere leerling doet vandaag of morgen een poging tot een zonstropenbestek.
Een tropenbestek is een positiebepaling aan de hand van zonswaarnemingen waar ternauwernood een berekening aan vast hangt. Heel eenvoudig en snel in de uitvoering, alleen heel erg beperkt in de toepassing. Je mag niet verder dan 10 graden van de zon af zijn.
De zon heeft een voetpunt, dat beschreven wordt door de uurhoek ten opzichten Greenwich (de GHA) en de declinatie. Beide gegevens zijn te vinden in de Nautical Almanac met als ingang de datum en de tijd (in UTC = Universal Time Coordinated). 180 graden GHA is 0 graden lengte, 90 GHA is 90 graden oosterlengte en 270 GHA is 90 graden westerlengte. Je moet dus even omrekenen. Declinatie is de breedte van het voetpunt, zonder rekenarij.
Je doet drie waarnemingen (het zogeheten schieten) op de zon. De eerste voordat de zon door de meridiaan gaat, bij voorkeur 30 graden voor top of meer. De tweede als de zon (ongeveer) door de meridiaan gaat, en dus recht in het zuiden of noorden staat, en de derde 30 graden of meer ná top. Je noteert het exacte tijdstip in UTC op de seconde nauwkeurig. Een fout van één seconde geeft een fout in de positie van een kwart mijl (eigenlijk: liggende rand minuut). Ook noteer je de hoogte van de zon boven de horizon in graden en minuten. Als je een scherpe kim hebt en je bent wat ervaren kan het in tienden van een minuut.
Dan plot je de positie van het voetpunt van de zon zo nauwkeurig mogelijk in de kaart. Voor de scherpslijpers onder ons dienen die posities ook nog eens een keer naar een centrale tijd verzeild te worden. Verzeilen is de verplaatsing van het schip gedurende de waarneming in rekening brengen.
Stel het schip vaar met 10 knopen richting 030 ware koers. Eerste waarneming 12 minuten voor twaalf, tweede waarneming drie minuten over twaalf, derde waarneming 15 minuten over twaalf. Als je dicht bij de zon zit zijn dat reële waarden. Voetpunt van de eerste verplaats je 12 minuten = 0,2 uur × 10 knopen is twee mijl in de richting 030. Tweede positie gaat 0,05 × 10 is een halve mijl in de tegenovergestelde richting, 210 graden, en de derde 0,25 × 10 is tweeënhalve mijl in 210 graden. Gewoon afzetten in de kaart is het simpelst.
Daarna bereken je de topsafstand. Dat is negentig graden min de ware hoogte. De ware hoogte is de waargenomen zonshoogte verbeterd met een hele batterij correcties. Daar hebben we een tabellenboekje voor: de Zeevaartkundige Tafels. Met als ingang de geschoten hoogte en de ooghoogte van de waarnemer bepaal je de eerste correctie, aan de hand van de datum de tweede. Optellen of aftrekken aan de hand van het teken en je hebt de ware hoogte (oké, je hebt ook nog een indexcorrectie, de fout van de sextant zelf) .
De topsafstand neem je in de passer en cirkel je rond, om het verzeilde toppunt. Dat doe je drie keer, voor elk voetpunt eentje. Het snijpunt van de drie cirkels is de standplaats op de tijd waarnaar je verzeild hebt, in het voorgaande voorbeeld: twaalf uur 's middags.
Doodsimpel allemaal, alleen maar even doen.
Dit soort trucs wordt alleen niet op de zeevaartscholen geleerd. Ik heb het ook aan boord moeten leren. Het mooie ervan is dat je heel aanschouwelijk een bestek maakt. Dit is exact de methode die je bij elk astronomisch bestek volgt. Het verschil zit hem in de hoogtelijnen. In het tropenbestek zijn dat die cirkels, in een klassiek bestek wordt diezelfde (tops)afstand veel ingewikkelder berekend, samen met de richting van de zon (het azimut). Je tekent dan een klein stukje van diezelfde cirkel als rechte lijn. Snijpunt van de verschillende lijntjes is weer de standplaats.
Bij elk bestek meet je namelijk de hoogte van een object boven de horizon. Dit is een hoek die op een bolletje is uit te zetten. Ook declinatie en uurhoek van het object, breedte en lengte van lengte van de waarnemer kunnen worden weergegeven. Dat gebeurt met het zogenaamde "sfeertjes tekenen". Een sfeer is in dit geval "een bolvormig gedacht gebied dat de aarde op groter of kleiner afstand omgeeft" (definitie van van Dale).
Al deze hoeken vormen een stelsel van boldriehoeken. De ontbrekende hoeken zijn, net als bij platte driehoeken van Pietje Gras, uit te rekenen. In plaats van Pythagoras worden alleen de regels van Neper gebruikt, maar het idee is hetzelfde.
Als je het eenmaal weet....