Het was een klaarlichte nacht. Op de hoek van een ronde tafel zat een blinde grijsaard van zeven jaar oud, bij het licht van een uitgedoofde kaars te lezen in een dichtgeslagen boek. Plotseling hoorde hij een geruisloos harde knal. Hij trok snel zijn schoenen aan, en rende op zijn sokken de trap op naar beneden. Daar keek hij op zijn fiets hoe laat het was, sprong op zijn horloge en liep weg. Onderweg werd hij geschept door een hark. Hij viel voorover op zijn rug met zijn armen wijdbeens in een plas met zand en brak beide benen. Hij nam ze onder zijn arm en holde naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis constateerde men een linker beenbreuk achter zijn rechter oorlelletje. Uiteindelijk overleed hij drie dagen na zijn dood, en hij leefde nog lang en gelukkig.
