Zondag, alles rustig. Het begint wat kouder te worden. Vanochtend was het maar 22°C: bibber. De zeewatertemperatuur is gezakt van 24 naar 16 graden. De invloed van de Labradorstroom laat zich duidelijk voelen. De snelheid is ook in elkaar gestort. Van 18 knopen, met uitschieters naar 19, terug naar krap 15. Minder dan zou moeten, maar ook dat is een gevolg van de stroom. We zitten nu op het randje van de Grand Banks, waar de Titanic afgeborreld is. Als we eroverheen zijn, met een halve dag of ietsje langer, dan zullen we weer wat mee krijgen, ofschoon niet zo veel als vanaf Straat Florida. Morgen rond midderdag zitten we boven Flemish Cap, een "ondiepte" van tussen de 100 en 200 meter, bekend van de "Perfect Storm". Het weer is echter een ietsje beter dan in de film, en ook de beruchte mist, waardoor het gebied berucht is, laat zich niet zien.
Die mist is een gevolg van de ontmoeting van de Labradorstroom en de Golfstroom. De eerste is steenkoud en komt ten westen van Groenland weg, gaat onder Newfoundland door en gaat verder naar het zuiden langs de Amerikaanse Oostkust. Daar mengt hij gaandeweg met de Golfstroom en houdt op te bestaan. De Golfstroom komt van Straat Florida en loopt met een boogje naar een plek ten zuiden van Newfoundland (waar we nu zijn), en splitst zich in een deel dat ten zuiden van Ierland richting Biskaje gaat, en een deel dat ten noorden van Schotland richting IJsland gaat. Dat staartje proberen wij te vinden.
Mist in het algemeen ontstaat als warme natte lucht over een koud oppervlak stroomt (advectieve mist), als koude lucht over een warm oppervlak stroomt (zeerook), of als koude en warme lucht mengen (frontale mist). Er zijn nog meer soorten, maar die zijn hier niet van toepassing. In alle gevallen komt er mist als de luchttemperatuur zakt beneden het dauwpunt. De manier waarop de temperatuur zakt varieert.
Hier op de Grand Banks botsen beide zeestromen, één warm en één koud, op elkaar, zodat er menging van de bovenliggende lucht kan optreden, met mist als gevolg. Gewoonlijk zijn dat gebieden die vrij stationair zijn. Echter, de zeestromen vormen wervels die zich verplaatsen, en als de wind draait, kunnen die gebieden zich verplaatsen , vormen of oplossen.
De schepen die hier varen hebben allemaal radar, en vormen zelf ook een prima echo. Bovendien heeft iedereen tegenwoordig AIS. Dat is een transponder, net als in vliegtuigen, die constant een seintje uitstuurt met gegevens over positie, koers, vaart en identiteit plus nog wat zaken. Samen met de radar heb je daarmee een prima idee wat er om je heen gebeurt, ook als je niet naar buiten kunt kijken. Het werkt zelfs zo goed dat jonge mensen de neiging hebben op alleen maar de machientjes te vertrouwen. Ook kijken moet je leren, en dat is lastig. Toch zijn oogjes vaak beter. Niet alles wat drijft toont op de radar (hout, polyester = jachtjes, kleine vissermannen) en jachten, vissers en marine hoeven weer geen AIS te hebben. De logica daarvan ontgaat me. Juist die dingen die slecht te herkennen zijn, hoeven zo'n systeem niet te hebben. Overigens, de slimmere vissers en jachteigenaren hebben wel zo'n systeem. Het is gewoon een stuk veiliger. En ondanks de "Perfect Storm" varen hier maar weinig visserlui.