Witte dromen glijden over schaatsend landschap
mijn kleren, niet stug, versoepelen de tocht
het is vroeg, een strenge vorst, als bar gezelschap
glijdt met mij voort over Fries ijs tot aan de horizon
waar Leeuwarden uit bittere koude zal verrijzen
een natte nachtmerrie hoop ik hier niet te krijgen
want ik zet door, bijna zwevend over bevroren landschap
ben ik vast besloten de tocht der tochten uit te rijden
ik oefen wat, val op mijn gat, de ijzers zijn weer ondergebonden
ik vloek een warme traan weg, versta ook zelf niet wat ik zeg
ik heb de Elfstedentocht gewonnen!