Europese aanbesteding
Een Nederlandse gemeente wil graag een nieuwe school laten bouwen.
De lokale overheid stelt een projectgroep samen en de projectgroep komt tot de conclusie dat het
bouwproject niet aan de financiële regels voldoet om het aan een lokale aannemer te gunnen.
Waardoor deze gemeente verplicht is om het project officieel aan te besteden.
Drie aannemers schrijven in op het project.
Een Belgische aannemer schrijft in voor een bedrag van 300.000,-
Een Duitse aannemer schrijft in voor een bedrag van 600.000,-
Een Nederlandse aannemer schrijft in voor een bedrag van 900.000,-
Na de beoordeling van de offertes wil de voorzitter van projectgroep graag een vergadering
met alle drie de aannemers om hun inschrijving te onderbouwen.
De Belg krijgt als eerste de gelegenheid om zijn prijs te onderbouwen en zegt:
Awel, voor eenne 300.000,- bouw ikke diene school voor, hee! Da mot u ongevere zo zien;
da ik heb 100.000,- neudig voor het materiaal hee, 100.000,- veur de arbeid van de mannen en
100.000,- veur mijzelve, hee.
Vervolgens krijgt de Duitser de gelegenheid om zijn prijs van 600.000,- te onderbouwen,
die zegt; Ich brauche 200.000,- fur die materialen, 200.000,- fur die Manner,
100.000,- fur mich und 100.000,- fur ein neue Mercedes fur mich.
Uiteindelijk is die Nederlandse aannemer aan de beurt, die een prijs van 900.000,- te verdedigen
heeft. Hij geeft de ambtenaar van de projectgroep de volgende uitleg:
Jullie betalen mij 900.000,-. dan regel ik de bouw van die school.
Voor de gemeente maakt het niet uit, want het is toch maar belastinggeld van de burger!
De ambtenaar die mij deze opdracht geeft krijgt van mij 300.000,- en zelf hou ik ook 300.000,-.
Er is dan nog 300.000,- over, waarvoor die Belg het werk mooi kan doen!