We liggen weer een streek zuidelijker. Het weer is prachtig en er staat een lange luie deining, maar zo af en toe komt ze er verkeert in te liggen en dan maakt ze weer een zwieper. Het grote probleem is dat we eigenlijk naar het noorden moeten, maar als we daar een koersje voor gaan sturen komen we er echt verkeerd voor te liggen. Eergisteren, op 31 oktober, zijn we in de luwte van Saya de Malha Bank (zuid-oost van de Seychellen) om de noord gestoken. Datzelfde proberen we nu met de Chagos Archipel (ten zuiden van de Maldiven). Als we zo doorgaan zijn we daar morgenavond.
Laat in de middag hebben we het zonnetje achter ons en een dikke regenbui voor ons. Resultaat: een pracht van een regenboog, een complete halve cirkel waar we onder door dreigen te varen. Uiteraard zal dat nooit gebeuren. De regenboog staat altijd van de zon af onder een hoek van 42° vanuit het midden. Het midden staat vanuit de waarnemer altijd precies tegenover de zon, vanwege het feit dat een regenboog niets anders is dat een reflectie van de zonnestralen in de druppeltjes van een regenbui.
Dat is in tegenstelling tot een halo, die gevormd wordt door breking in waterdruppels of ijskristallen in de atmosfeer. Een halo staat dus altijd in de richting van de zon of de maan. De bekende "kring om de zon" is er één van.
Het gezegde "Kring om de zon, daar huilen vrouw en kinderen om" heeft z'n oorsprong in het feit dat een halo vaak optreedt in cirrostratus, een hoge sluierbewolking. Die wil nog weleens voorafgaan aan een frontensysteem, waar buien in kunnen optreden.
Een "kring om de maan, dat zal wel gaan" is wat dat betreft een stuk onduidelijker, want de meteorologische oorzaak is precies dezelfde.
Een meteorologisch front is de scheiding tussen twee luchtsoorten. Koude en warme. Als de warme lucht wordt gevolgd door koude is het een koufront, andersom is het een warmtefront. De scheidingszone tussen die twee luchtsoorten staat niet verticaal, maar helt met een heel vlakke hoek in de richting van de koude lucht. Koude lucht is zwaarder dan warmte en schuift daarom onder de warme lucht in het geval van een koufront. Bij een warmtefront wil de warme lucht over de koude lucht heen schuiven. In dat laatste geval zie je dat het eerst aan die hoge sluierbewolking, waar vaak halo's in voorkomen.
Die cirrostratus komt steeds lager als het front nadert en gaat over in altostratus, en nog later in stratus. In de buurt van het front kan door de koude lucht nimbostratus ontstaan met de bekende miezerige, constante regen tot gevolg. Na de frontpassage lost de bewolking vlot op en heb je weer mooi weer.
Een typisch koufront zie je aankomen in de vorm van hoge stapelwolken. Die zijn, omdat het front "achterover" helt, plotseling bij je. Als die stapelwolken afgevlakt worden aan de bovenkant, in de vorm van een aambeeld, dan heb je gauw cumulonimbus, waar in één keer een hoop water vanuit kan neerplenzen. Buien dus. Als het front voorbij is zal de bewolking langzaam hoger worden en oplossen.
De bewolking bij een frontpassage ligt gewoonlijk op het grensvlak, vandaar.
Het leukste is trouwens een occlusiefront. Dat is een combinatie van die twee. Je krijgt eerst de verschijnselen van een warmtefront, dus de motregen, die vrijwel naadloos overgaat in de gewone, korte buien van het koufront.
Bij een frontpassage wil ook nog wel eens een vrij plotselinge verandering van windrichting optreden, de windsprong. Op zee zijn dit soort verschijnselen vaak beter waar te nemen dan aan land. De vrije horizon doet wonderen.